05/09/2016

Het belang van goede voeding

Goede en gevarieerde voeding is belangrijk. Voor iedereen. Al helemaal als het lijf niet meer optimaal werkt, bewegen lastiger wordt of wanneer iemand echt ernstig ziek is. Mensen die afhankelijk worden van mantelzorgers, verpleegkundigen of andere zorgverleners worden niet alleen voor de verzorging maar ook in de voeding afhankelijk.

Goede voeding
Goede voeding is meer dan de maaltijden die u eet. Het gaat om het ondersteunen of verbeteren van de lichamelijke gezondheid, het versterken van het immuunsysteem en het behouden van mentale helderheid. Als we ouder worden ondergaan we een biologische verandering die er ook voor zorgt dat we bepaalde voedingsstoffen meer nodig hebben en andere juist minder. Dat betekent dus dat het voedingspatroon aangepast moet worden en per persoon kan verschillen.
Nieuwe wetenschappelijke inzichten hebben ervoor gezorgd dat het voedingscentrum in maart 2016 een nieuwe schijf van vijf lanceerde. De boodschap: meer plantaardig eten, minder dierlijk. Veel variatie en een persoonlijke benadering voor een betere gezondheid, optimale energiebalans, voorziening in voedingstoffen en voorkoming van chronische ziekten.

Tip: bekijk hier een recept voor een gezonde soep vol voedingsstoffen

 

Ondervoeding: hoe voorkomt u het?
Gezonde voeding is niet voor iedereen vanzelfsprekend. Een grote groep ouderen in Nederland krijgt dagelijks te weinig voedingsstoffen binnen door slechte voeding of simpelweg door te weinig te eten of te drinken. Ondervoeding kan verschillende oorzaken hebben, zowel lichamelijk als psychisch. Een mantelzorger of zorgverlener kan ondervoeding bij een cliënt helpen voorkomen door in te spelen op deze mogelijke oorzaken en alert te zijn op de symptomen.

Aandachtspunten waar u als mantelzorger of zorgverlener op kunt letten zijn bijvoorbeeld problemen met het gebit als kauwen steeds moeilijker wordt. Of vermindering van smaak en reuk. Eten is dan al gauw flauw en minder verleidelijk dan voorheen. Ook eenzaamheid kan een rol spelen bij ondervoeding. Een maaltijd delen nodigt vaak meer uit dan alleen te eten.

Deze vragen helpen ondervoeding te signaleren:
– eet de cliënt minder of niet?
– is de cliënt lusteloos?
– heeft de cliënt het voortdurend koud?
– heeft de cliënt een veranderde stoelgang?
– heeft de cliënt onbedoeld gewichtsverlies of juist toename in gewicht?
– heeft de cliënt moeite met slapen?
– is de huid veranderd: droger of juist vetter?
– merkt u stemmingwisselingen bij de cliënt.

Kunt u meerdere van deze vragen met ‘ja’ beantwoorden, praat dan eens met de huisarts over de voeding.